Opgave 13: TEKSTGENESE

(opgesteld door prof. dr. Gwennie Debergh, Universität zu Köln)

Tegenwoordig schrijven de meeste auteurs hun boeken rechtstreeks op de computer, maar vroeger gebeurde dat met pen en papier of met de mechanische typemachine. Die ‘ouderwetse’ manier van werken biedt tekstwetenschappers de mogelijkheid om de ontstaansgeschiedenis van een boek te achterhalen. Je kijkt als het ware over de schouder van de auteur en ziet hem zwoegen op zijn tekst: woorden worden geschrapt of toegevoegd, zinnen gewijzigd, leestekens verplaatst. De discipline die zich bezighoudt met de reconstructie van teksten – de zogenaamde ‘tekstgenese’ – vergt van de wetenschapper een nauwkeurige blik en het nodige gevoel voor logica. Bewijs dat jij hierover beschikt!

Hieronder vind je acht stadia uit de ontstaansgeschiedenis van de roman Joris Ockeloen en het wachten (1967) van de Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers. De eerste en de laatste versie krijg je cadeau. Plaats de overige varianten in de juiste, chronologische volgorde.

AFBEELDING 1
AFBEELDING 2
AFBEELDING 3
AFBEELDING 4
AFBEELDING 5
AFBEELDING 6
AFBEELDING 7
AFBEELDING 8

OPLOSSING

De juiste volgorde is: 1 – 5 – 7 – 3 – 4 – 6 – 2 – 8 

AFBEELDING 1

Om de volgorde van de manuscripten (documenten die met de hand geschreven zijn) en typoscripten (documenten die gemaakt zijn met een tikmachine) te kunnen bepalen, moet je kijken naar de correcties die de auteur aanbrengt. Op het eerste manuscript worden de woorden ‘Joris Ockeloen verwerpt’ in potlood vervangen door ‘Nóg verwerpt Joris Ockeloen’.

AFBEELDING 5

In het typoscript van deze versie is de potloodcorrectie van afbeelding 1 opgenomen. Wanneer het typoscript klaar is, bewerkt Brouwers het met zwarte inkt: hij wijzigt de beginzin in ‘Weer verwerpt Joris Ockeloen’, en voegt een bijzin toe: ‘zijn benen te strekken’.

AFBEELDING 7

De inktcorrecties van afbeelding 5 zijn terug te vinden in het blauwe typoscript van afbeelding 7, maar Brouwers lijkt nog niet tevreden, want hij gaat opnieuw aan de slag, dit keer met potlood. De formulering van de eerste zin verandert opnieuw (‘Joris Ockeloen verwerpt’) en verderop schrapt Brouwers een aantal woorden.

AFBEELDING 3

Doorgaans werkt een auteur van manuscript naar typoscript, waarna er gewoonlijk een drukproef wordt gemaakt. Het bijzondere aan de ontstaansgeschiedenis van Joris Ockeloen en het wachten is dat Jeroen Brouwers in de vierde versie opnieuw met de hand alles begint te herwerken: op het typoscript volgt weer een manuscript, en dat is ongebruikelijk.
Zo kon je dat zien: de woorden en zinnen die werden geschrapt in het blauwe typoscript van afbeelding 7 zijn verdwenen in het potloodhandschrift van afbeelding 3.

AFBEELDING 4 

In het daaropvolgende handschrift voegt Brouwers opnieuw zinnen toe: voor het eerst krijgt het hoofdstuk een titel (‘Wat moet vader doen zodra het kindje er is?’) en de beschrijving van de rieten stoel wordt uitgebreid (‘die hem uren geleden is aangewezen en die hij sindsdien niet heeft durven verlaten’).

AFBEELDING 6

Vervolgens gaat Brouwers weer aan de tikmachine zitten: de titel en de beschrijving van de rieten stoel worden overgenomen in het typoscript, maar daarna kort hij de titel met potlood in tot ‘Wat moet vader doen…’

AFBEELDING 2

Dit is de eerste druk van het boek. Daarin vind je de ingekorte hoofdstuktitel (‘Wat moet vader doen…’) terug.
Brouwers was nog niet helemaal tevreden, en voegt nog enkele correcties toe die zouden worden opgenomen in de tweede druk.

AFBEELDING 8

De correcties uit afbeelding 2 zijn in de tweede druk terug te vinden.